Thuiswerken tijdens de COVID-19 pandemie: wel of geen recht?
In verband met de huidige coronapandemie adviseert de overheid ons om zoveel mogelijk thuis te werken; contactmomenten moeten immers zoveel mogelijk worden beperkt. Veel werkgevers hebben er inderdaad voor gekozen om hun werknemers (voor zover mogelijk) thuis te laten werken. Dat neemt niet weg, dat er ook werkgevers zijn die op de werklocatie maatregelen hebben getroffen zodat er wél gewoon op de werkvloer gewerkt kan worden.
Het dringende advies om zoveel mogelijk thuis te werken levert daardoor in de dagelijkse praktijk vaak discussie op. Zo krijgen we regelmatig situaties voorgelegd waarin een werknemer weigert op de werkvloer te verschijnen voor het verrichten van werk, omdat de overheid iedereen nu eenmaal heeft opgeroepen om thuis te werken. Maar mag een werkgever wel verwachten dat een werknemer gewoon op de werkvloer werkzaamheden verricht? Of mag een werknemer juist van een werkgever verwachten dat thuiswerk zoveel mogelijk wordt gestimuleerd? Met andere woorden: is thuiswerken tijdens de coronapandemie wel of geen recht? Die vraag behandelen we in deze blog. Dat doen we aan de hand van een uitspraak van de rechtbank Gelderland waarin het onderwerp ‘thuiswerken’ centraal stond.
Wat was er in deze zaak aan de hand?
In deze zaak van de rechtbank Gelderland ging het om een werkgever die van haar werknemers verwacht dat zij op kantoor werken, ondanks de ‘gedeeltelijke’ lockdown. Eén van de werknemers van deze werkgever voelt zich daar niet prettig onder. Zodra blijkt dat hierover samen geen andere afspraken vallen te maken, stapt deze werknemer naar de rechter om af te dwingen dat ze alsnog gedurende een bepaalde termijn – mede afhankelijk van het verdere verloop van de coronacrisis – thuis mag werken.
Tijdens de persconferentie laat premier Rutte er geen enkele twijfel over bestaan: werknemers moeten waar mogelijk thuiswerken om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De werkgever, een leverancier van (horeca)keukens, wil dat haar werknemer toch weer op kantoor werkt. De onderneming heeft het al moeilijk genoeg ten tijde van de coronacrisis, nu horecabedrijven zijn gesloten en dus wel iets anders aan het hoofd hebben dan het bestellen van nieuwe keukenapparatuur. Om de coronacrisis te overleven streeft de werkgever naar zo kort mogelijke lijntjes, en dat gaat natuurlijk het beste wanneer bepaalde sleutelpersonen ‘op de zaak’ aan het werk zijn.
De werknemer geeft in de eerste plaats gehoor aan het verzoek van de werkgever om gewoon op kantoor te komen werken. Maar al snel voelt de werknemer zich hier niet prettig bij en benadert ze persoonlijk de werkgever. Op dat bewuste moment komen er net meerdere personen tegelijk het kantoor van de werkgever binnen, waardoor het onmogelijk is voor de aanwezigen om zich aan de voorzorgsmaatregelen tegen het coronavirus te houden. Met als resultaat dat de werkgever de werknemer maar snel toestemming geeft om voorlopig weer thuis te werken.
Enkele weken daarna stuurt de werkgever alle werknemers een e-mail waarin staat dat iedereen weer op de zaak moet komen werken. In diezelfde e-mail is ook een lijst opgenomen met getroffen maatregelen om het werken op de zaak veilig te kunnen laten verlopen. De bewuste werknemer is het hier niet mee eens en maakt dan ook bezwaar. Zo wordt werkgever gevraagd welk zwaarwegend belang zij heeft om de adviezen van de overheid over thuiswerken te negeren.
De werkgever draagt de werknemer op om de in haar ogen redelijke opdracht, namelijk het weer verschijnen op de werkvloer, toch op te volgen. Met als gevolg dat er gedurende de nodige weken druk over en weer wordt gemaild tussen de dan inmiddels door beide partijen ingeschakelde advocaten. De werknemer wil namelijk graag thuis blijven werken en spant hiertoe een kort geding (versnelde procedure) bij de rechtbank aan.
In deze kortgedingprocedure baseert de werknemer haar vordering op artikel 2 van de Wet Flexibel Werken. In dit artikel staat dat een werknemer een werkgever kan verzoeken om aanpassing van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd. De werkgever moet in principe het verzoek van de werknemer inwilligen, tenzij de werkgever een zwaarwegend bedrijfsbelang heeft om dit niet te doen. Overigens geldt dit artikel niet voor werkgevers met minder dan tien werknemers.
Oordeel rechter
Omdat de werkgever in dit geval minder dan tien werknemers in dienst heeft, slaagt het beroep op artikel 2 van de Wet Flexibel Werken dus al niet. Maar dit is niet de enige reden waarom de rechter de vordering van de werknemer afwijst. Naar het oordeel van de rechter kan de vordering van deze werknemer ook inhoudelijk niet worden toegewezen. De werkgever heeft namelijk uitgelegd dat het nodig is dat de werknemers in het bedrijf aanwezig zijn om pakketten aan te nemen, bestellingen te verwerken en te verzenden. Bovendien begeleidt deze bewuste werknemer ook nog een collega, en gezien de aanwezige werkdruk kan dit niet zomaar aan een andere collega worden overgedragen. De rechter acht het daarom aannemelijk dat de werknemer nodig is op haar werkplek.
Verder is de rechter van oordeel dat de werkgever voldoet aan haar verplichtingen die voortvloeien uit goed werkgeverschap, de instructiebevoegdheid en haar zorgplicht. Zo heeft de werkgever meerdere maatregelen genomen om te zorgen voor een veilige werkplek. Iedere werknemer heeft een eigen kantoorruimte, het aantal stoelen in de kantine is teruggebracht, en er staan op meerdere plekken ontsmettingsmiddelen. Daarbij hebben de werknemers ook strikte instructies gekregen als het gaat om het schoonmaken en schoon houden van de werkplek en natuurlijk over het noodzakelijke afstand houden van elkaar.
Dringend advies om thuis te werken: geen recht!
Het resultaat is dat de werknemer in het ongelijk wordt gesteld. De tijdelijke periode dat de werkgever deze werknemer thuis heeft laten werken, kan volgens de rechter niet worden gezien als een onvoorwaardelijke arbeidsplaatswijziging. De werknemer moet dus gewoon weer aan de slag op haar werkplek.
De algehele conclusie: het dringende advies van de overheid om thuis te werken is geen recht dat aan iedere werknemer toekomt.
Meer weten?
Wil je meer weten over wat een werkgever en een werknemer van elkaar mogen verwachten tijdens deze nog steeds voortdurende coronacrisis? Neem dan gerust contact op met mr. Linda Prop van Anderz Advocaten (linda@anderzadvocaten.nl). Ook telefonisch bereikbaar op maandagen tussen 17.00 uur en 19.00 uur tijdens het gratis inloopspreekuur van Anderz Advocaten.
Uitspraak: Rechtbank Gelderland ECLI:NL:RBGEL:2020:2954